• li·ta·nie
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘smeekbeden’ voor het eerst aangetroffen in 1500 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord litanie litanieën
verkleinwoord litanietje litanietjes

de litaniev / m [3]

  1. (religie) een gebed in een christelijke eredienst om God (of Maria, of een of meer heiligen) aan te roepen en te smeken om genade, een geschenk of een genezing
    • Met hun kerkgebouwen is het dus droevig gesteld, maar de drie heiligen zelf zijn er nog wel degelijk, zo leert de Rooms-katholieke kerk. En zo werden Egbertus, Willibrord en Christoffel zaterdagmiddag aangeroepen in de litanie van alle heiligen, toen de Elisakerk werd ingewijd door monseigneur W. Eijk, aartsbisschop van Utrecht. [4]  
    • Cappelle is in zulke litanie-achtige songs eigenlijk geen rockzanger. Zijn stijl sluit aan bij religeus geïnspireerde muziek waar de kracht van woorden gebruikt wordt om de ziel te raken.[5] 
  2. (pejoratief) lange, saaie opsomming van ellendige zaken
    • Vanwaar eigenlijk die teleurstelling, vroeg ik me af. Wat denkt een journalist te bereiken met een interview met Wilders? Sinds jaar en dag dreunt hij in elk interview precies dezelfde Wilders-litanie op. De journalisten zijn apetrots dat ze hem mogen interviewen, maar vergeten (of verdringen) dat ze louter als stalknechten voor zijn stokpaardjes worden gebruikt. Of het nu de veel te eerbiedige Rick Nieman is bij WNL Op Zondag of de interviewers van De Telegraaf - om enkele recente voorbeelden te noemen. [6] 
66 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[7]