• ter·rein
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuk grond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord terrein terreinen
verkleinwoord terreintje terreintjes

het terreino

  1. een stuk grond van enige omvang
    • Jullie mogen niet op andermans terrein komen! 
     Vanwege het gebrek aan steun echter moesten mijn enkels erg wennen aan het oneffen terrein.[2]
     Het is geen alledaags gezicht: een M923 truck van zo'n 9 meter lang en 3 meter hoog, in een vorig leven bestuurd door Amerikaanse mariniers. Bedoeld om duizenden kilo's aan lading te vervoeren over elk terrein en in alle weersomstandigheden.[3]
  2. een onderwerp waarmee men zich bezighoudt
    • Sorry, maar dat is niet mijn terrein. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "terrein" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron
    Ryan Hermelijn
    “Zorgen over verzekeringscrisis Florida groeien na orkaan Milton” (12-10-2024), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be