Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·vechts·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gevechtsterrein gevechtsterreinen
verkleinwoord gevechtsterreintje gevechtsterreintjes

Zelfstandig naamwoord

het gevechtsterreino

  1. (militair) terrein waarop men een slag gaat voeren
     Een lichte, mistige regen hing als een sluier over het toekomstige gevechtsterrein en begunstigde de krijgslieden in zoverre dat hij het stof neersloeg, maar bij het betreden van de kapel wierpen de aanvoerders onwillekeurig steelse bliken op het terrein en berekenden waarheen en hoe hun troepen zich op deze beslissende dag zouden verplaatsen.[1]


Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Polen : roman over de strijd van het Poolse volk door de eeuwen heen” (1984), Van Holkema & Warendorf  , ISBN 9026978073