Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelterrein speelterreinen
verkleinwoord speelterreintje speelterreintjes

Zelfstandig naamwoord

het speelterreino

  1. terrein waarop sportwedstrijden en andere spelen in de openlucht kunnen worden gespeeld
  2. (figuurlijk), (economie) de markt waarop ondernemingen zich bewegen (ook speelveld)
    • Het missen van marktmogelijkheden of het niet tijdig reageren op acties van de concurrentie zet de onderneming op achterstand of erger, vaagt haar van het speelterrein 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid