vestigingsterrein

  • ves·ti·gings·ter·rein
enkelvoud meervoud
naamwoord vestigingsterrein vestigingsterreinen
verkleinwoord - -

het vestigingsterreino

  1. gebied om huisvesting in te vinden
    • Ronddwalend door het vestigingsterrein (de tsaristische regering had door een wet het leefgebied van de Russische joden beperkt), neemt hij zijn volk waar met bittere affectie, want het wordt vernederd. [1]
    • Smits' woningbur. Gr. Markt 10, Breda, tel. 2001 heeft te koop fabriek met groot terrein; vestigingsterrein voor industrie, aan vaarwater te Breda. [2]