buitenterrein
- bui·ten·ter·rein
- samenstelling van buiten zn en terrein zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenterrein | buitenterreinen |
verkleinwoord | buitenterreintje | buitenterreintjes |
het buitenterrein o
- gebied dat in de buitenlucht is gelegen; onoverdekt deel van iets
- ▸ Op het buitenterrein van het herinneringscentrum Nationaal Kamp Vught zijn de twee kindertransporten van juni 1943 herdacht. Ongeveer 450 mensen waren bij de openbare herdenking.[1]
- ▸ De AutoRAI 2011 moet dus vooral een feest zijn waar het hele gezin (kinderen mogen gratis mee) zich urenlang kan vermaken. De organisatie heeft er werk van gemaakt: wie alleen auto's ziet die in slagorde staan geparkeerd doet zichzelf tekort. Er kan veel meer: prijzen winnen met de quiz van de leasemaatschappij, virtueel console-racen in semi-professionele force-feedback-cockpits, kennismaken met elektrisch rijden en chauffeurskunstjes doen op het buitenterrein.[2]
- Het woord buitenterrein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Herdenking kindertransport Vught” (Zondag 8 juni 2014, 17:58), NOS
- ↑ Weblink bron Louis Dekker.“Sobere AutoRAI opent deuren” (Woensdag 13 april 2011, 16:22), NOS