• feest·ter·rein
enkelvoud meervoud
naamwoord feestterrein feestterreinen
verkleinwoord feestterreintje feestterreintjes

het feestterreino

  1. gebied waar een groot feest gevierd wordt
     Het Oktoberfest begon in 1810 als huwelijksfeest van de Beierse koning Lodewijk en prinses Therese. Er werden paardenraces gehouden en het volk mocht een biertje komen drinken. Dat was zo'n succes, dat het feest sindsdien ieder jaar wordt herhaald. Het feestterrein in het centrum van München heeft nog altijd de naam van de prinses: Theresienwiese.[2]
     De tientallen afzonderlijke taartdelen zijn vanochtend op het feestterrein in Zwolle aan elkaar 'gelijmd' met room en crème. Het geheel heeft het uiterlijk van een rode loper. "Daarmee eren we de vrijwilligers", zegt Van Dijk.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Tap open, Oktoberfest begonnen” (Zaterdag 20 september 2014, 12:15), NOS
  3.   Weblink bron “Dertig meter taart voor 5000 vrijwilligers” (Zaterdag 25 april 2015, 10:44), NOS