haventerrein
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ha·ven·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haven zn en terrein zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haventerrein | haventerreinen |
verkleinwoord | haventerreintje | haventerreintjes |
Zelfstandig naamwoord
het haventerrein o
- de kades en andere stukken land van een haven
- ▸ Ik parkeerde zoals altijd achter de bank op het haventerrein.[1]
- ▸ De verdachten hebben niet door dat de politie hen op de huid zit en stelen in maart 2019 de container vol metaal van het haventerrein in Antwerpen. In een loods gaan ze het schroot te lijf met een vorkheftruck en slijptol, maar vinden slechts 400 gram cocaïne die de douane over het hoofd heeft gezien. Ook dit ziet de politie allemaal gebeuren op camera.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord haventerrein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)“Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
- ↑ Weblink bron Remco Andringa“Zo kreeg justitie 'onaantastbaar' familiebedrijf toch in vizier” (01-07-2021), NOS