luchthaventerrein

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·ha·ven·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchthaventerrein luchthaventerreinen
verkleinwoord luchthaventerreintje luchthaventerreintjes

Zelfstandig naamwoord

het luchthaventerreino

  1. het totale gebied waarop een vliegveld en alle gebouwen die direct bij het vliegveld zijn betrokken, is gelegen
     Een half jaar geleden veroorzaakte het debat over de vliegbasis nog een politieke crisis in het provinciehuis. Na een aantal aanpassingen in het plan voor de gebiedsontwikkeling voor het luchthaventerrein, stemde de PvdA die eerder tegen was, toch deels voor. Het CDA en de VVD waren al voor een doorstart, de PvdA zorgde uiteindelijk voor een meerderheid. Vijf van de negen leden stemden in met de gebiedsontwikkelingsplannen.[1]
     Dat leidde eerder op de dag tot chaos en wanhoop op het luchthaventerrein. Amerikaanse militairen zijn ingevlogen in een poging om de orde te bewaken en de Taliban zoveel mogelijk bij het vliegveld weg te houden.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Luchthaven Enschede stap dichterbij” (Donderdag 17 juni 2010, 07:18), NOS
  2.   Weblink bron “In beeld: Afghanen proberen te vluchten via vliegveld Kabul” (Maandag 16 augustus 2021, 20:46), NOS