Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·rein·winst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord terreinwinst terreinwinsten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

terreinwinst v [1]

  1. (militair) de vergroting van het veroverde gebied
    • Zo’n honderd jaar geleden beefde de aarde rond de Franse vestingstad Verdun. Tussen 21 februari en 20 december 1916 vochten de Duitsers tegen de Engelsen en de Fransen er een bloedige veldslag uit, de langste en meest absurde van de Eerste Wereldoorlog. Meer dan 263.000 mannen kwamen er om en er werd amper terreinwinst geboekt.[2] 
    • De bazen wilden zo veel mogelijk terreinwinst boeken om in een sterke positie aan de onderhandelingstafel plaats te kunnen nemen. [3] 
  2. vorderingen maken in het algemeen
    • De gewonnen oefeninterlands tegen Schotland (0-1) en Roemenië (0-3) hebben het Nederlands elftal geen terreinwinst opgeleverd op de wereldranglijst van de FIFA. Op de nieuwste ranking, die vanochtend werd uitgebracht door de wereldvoetbalbond, neemt Oranje net als vorige maand de twintigste plek in.[4] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 07/NOVEMBER/2017
  3. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
  4. Tubantia Minne Groenstege 23-11-17