tank
- Geluid: tank (hulp, bestand)
- IPA: / tɛnk / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /tɛŋk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /tɑŋk/
- tank
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vloeistofreservoir’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tank | tanks |
verkleinwoord | tankje | tankjes |
- (techniek) een vrij groot afsluitbaar en meestal metalen vat voor de opslag van vloeistoffen
- Er zat geen benzine meer in de tank.
- (militair), (transport) een gepantserd en zwaar bewapend oorlogsvoertuig op rupsbanden
- De invoering van de tank doorbrak de stagnatie van de loopgravenoorlog.
|
|
1. een groot vat
2. een oorlogsvoertuig
vervoeging van |
---|
tanken |
tank
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tanken
- Ik tank.
- gebiedende wijs van tanken
- Tank!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tanken
- Tank je?
- Het woord tank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tank" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tank" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
tank
- IPA: /taŋk/
- tank
tank
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs bedrijvende vorm van tanken
- Leenwoord uit het Engels
tank
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Leenwoord uit het Engels
tank
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
tank m
tank
- verouderde spelling of vorm van tanks tot 2005 (betekenis [B])
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk
tank
- verouderde spelling of vorm van tanks tot 2005 (betekenis [B])
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk
- IPA: /tãŋk/
- Leenwoord uit het Engels
tank m
- (militair)(transport) tank; een gepantserd en zwaar bewapend oorlogsvoertuig op rupsbanden
- (techniek) tank; een vrij groot afsluitbaar en meestal metalen vat voor de opslag van vloeistoffen en/of gassen
- piwo z tanka – bier uit een tank
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Leenwoord uit het Engels
tank m
- (militair)(transport) tank; een gepantserd en zwaar bewapend oorlogsvoertuig op rupsbanden
- (techniek) tank; een vrij groot afsluitbaar en meestal metalen vat voor de opslag van vloeistoffen en/of gassen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /taŋk/
- tank
- Leenwoord uit het Engels
- (militair)(transport) tank; een gepantserd en zwaar bewapend oorlogsvoertuig op rupsbanden
- «Tanky by obyčejnou silnici zanedlouho rozjezdily.»
- Tanks zouden een gewone weg binnen de kortste keren kapot rijden.
- «Tanky by obyčejnou silnici zanedlouho rozjezdily.»
- (techniek) tank; een vrij groot afsluitbaar en meestal metalen vat voor de opslag van vloeistoffen en/of gassen
- «Nejlepší pivo je prý z tanku.»
- Het beste bier komt, naar men zegt, uit een tank.
- «Nejlepší pivo je prý z tanku.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | tank | tanky |
genitief | tanku | tanků |
datief | tanku | tankům |
accusatief | tank | tanky |
vocatief | tanku | tanky |
locatief | tanku | tancích |
instrumentalis | tankem | tanky |
- pivní tank monbezield
- požární tank monbezield
- protiletadlový tank monbezield
- stihač tanků / stíhač tanků monbezield
- Zie Wikipedia voor meer informatie.