Nederlands

 
giertank op een wagen gemonteerd om de mest over het land uit te rijden
Uitspraak
Woordafbreking
  • gier·tank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord giertank giertanks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de giertankm

  1. een vat waarin men vloeibare mest kan bewaren, vaak voorzien van een onderstel zodat de boer er een weiland mee kan bemesten
    • Het leek zoeken naar een speld in een hooiberg. Maar boer Bram Hamminga uit het Groningse Zuidbroek lijkt daarin geslaagd. Vorige week vond hij een trouwring in zijn giertank. Hij ging via Facebook op zoek naar de eigenaar. Een week later meldt hij de eigenaar 'voor 99 procent zeker te hebben gevonden'. [2] 
    • De brandweer is echter niet aanwezig, maar Staatsbosbeheer heeft een met water gevulde giertank van loonbedrijf Broeze ingehuurd om op te treden als de brand uit de hand mocht lopen. [3] 
    • Janneke genoot van de opnamen in de hete zomer van 2018. Heeft alles teruggezien, sommige fragmenten in de herhaling. Het scheren en wassen van de enorme stier van Marnix die toen nog wel ondeugend flirtte. Dat tenenkrommende gedoe met ‘de briefjes’, de liefdesverklaring in tien woorden waar de polderboer zo op stond. De hilarische beelden van een man die vergeefs probeert van een giertank een jacuzzi te maken. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen