• mer·ci
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: bedankt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]

merci

  1. manier om iemand te bedanken
90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]


merci

  1. dank u, bedankt
    «Merci pour votre cadeau.»
    Bedankt voor uw cadeau.


  • mer·ci
enkelvoud meervoud
merci merci

merci m

  1. (spoorwegen) goederentrein