ring
- ring
- erfwoord, via Middelnederlands rinc van Oudnederlands rink, in de betekenis van ‘kringvormig voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ring | ringen |
verkleinwoord | ringetje | ringetjes |
de ring m
- (sieraden) een cirkelvormig sieraad (voor om de vinger)
- Hoe vaak draagt u uw ring?
- ▸ Hij is een vreemde edelsteen die een dame in een ring zou laten vatten, iets unieks wat je nergens anders ziet, een voorwerp dat de dames in Amsterdam graag zouden willen hebben.[3]
- ▸ De ledematen van de ene zijn gearceerd met dunne zwarte lijntjes, en hij draagt een speer en heeft een ring door zijn neus.[4]
- een cirkelvormig voorwerp
- De ringen van Saturnus zijn indrukwekkend.
- ▸ Zo lezen we in het verslag van een van de beroemdste toernooien in Spanje, de Passo Honroso die georganiseerd werd door de Spaanse ridder Suero de Quinoñes van 10 juli tot 9 augustus 1435, dat hij een ijzeren ring om zijn nek droeg die symboliseerde hoe hij gekluisterd werd door de liefde voor zijn dame.[5]
- ▸ Ze wil Cornelia's handen beetpakken en een ring om Meermans vormen, om hem en haar hart onder de duim te houden.[4]
- (sport) een plaats waar gestreden wordt
- Hij kwam de ring in en werd toegejuicht.
- (politiek) een gebied waar bestuurd wordt
- Hij woont in die ring op de kaart.
- (verkeer) rondweg
- Bij de volgende ring gaan we rechtsaf.
- (scheikunde) cyclische verbinding waarbij de atomen een gesloten systeem vormen
- Een ring van koolstofatomen.
|
|
[1] cirkelvormig sieraad voor om de vinger
- Eruitzien om door een ringetje te halen
Er heel netjes uitzien
- De ring van Gyges hebben
Alles voor elkaar kunnen krijgen wat men maar wil[6]
[3] plaats waar gestreden wordt
- De handdoek in de ring werpen (gooien)
De strijd opgeven
1. cirkelvormig sieraad voor om de vinger
2. cirkelvormig voorwerp
3. plaats waar gestreden wordt
5. ringweg
- Het woord ring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ring" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ring" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ring op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx“Het huis aan de Herengracht” (2022), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024586332
- 1 2 Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx“Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789021809526
- ↑ Onno van Nijf“Sportgeschiedenis” (2021), Athenaeum - Polak & Van Gennep
, ISBN 9789025312275
- ↑ Lett.: "zichzelf onzichtbaar kunnen maken; de ring van Gyges
staat centraal in het boek Staat
van Plato
.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ring
- onovergankelijk (telecommunicatie) bellen, telefoneren
- onovergankelijk een cirkel beschrijven
- onovergankelijk rinkelen
- onovergankelijk ringelen
- onovergankelijk weergalmen, weerklinken, naklinken
- onovergankelijk tuiten
- overgankelijk (telecommunicatie) opbellen
- overgankelijk omringen
- overgankelijk in ringen snijden