Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slim·me·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slimmering -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de slimmeringv

  1. (scheepvaart) verouderd: bederf of vermindering van koopwaren.[1]
    • Er trad slimmering op. 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. blz 217. Zeemans-woordeboek
    Jacob van Lennep
    Uigegeven te Amsterdam, Gebroeders Binger 1856.