ringelen
- rin·ge·len
- klanknabootsing
ringelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ringelen |
ringelde |
geringeld |
zwak -d | volledig |
- geluid maken met een bel
- een hoelahoep rond de nek laten draaien
- Eén mysterie uit de fictiereeks Bevergem moest gisteravond in de speciale extra aflevering nog uit de wereld worden geholpen: wat was nu eigenlijk ‘nurfen’? In de reeks was te zien hoe een paar mannen samen een spelletje ‘ringelen’ speelden, wat niet meer is dan zo lang mogelijk een hoelahoep rond de nek te laten draaien. De verliezer werd verplicht tot een rondje ‘nurfen’, maar die straf werd achter gesloten deuren uitgevoerd. [2]
- [1] rinkelen
- Het woord ringelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ringelen" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 26/11/2015 om 10:24 door tdl ‘Nurfen’ uit Bevergem blijft mysterie
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be