Nederlands

 
Een grote zilveren oorring
Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oorring oorringen
verkleinwoord oorringetje oorringetjes

Zelfstandig naamwoord

oorring m [1]

  1. oorsieraad dat door een gaatje in het oorlelletje vast zit, het is dus een vorm van een piercing
    • Zij ziet een duidelijk verband tussen Zwarte Piet en culturele toe-eigening. Het kroeshaar, de gouden oorringen en dikke lippen worden door witte mensen schaamteloos gebruikt om een stereotype zwarte af te beelden waarmee ze hun feestdagen kunnen opvrolijken. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen