modus
- mo·dus
de modus m
- wijze, manier
- (grammatica) grammaticale categorie waarmee de relatie wordt aangegeven tussen een werkwoord en de werkelijkheid
- (filosofie) hoedanigheid, toestand of wijziging van iets
- (informatica) een 'toestand' waarin een computerprogramma of gebruikersinterface zich kan bevinden
- (juridisch) last, verplichting
- (muziek) toonladder als schema voor de vorming van een melodie
- (statistiek) binnen een frequentieverdeling van een statistische variabele de waarde of klasse met de grootste frequentie
- Het woord modus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "modus" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "modus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ modus op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /mɔdʊs/
- mo·dus
- Leenwoourd uit het Latijn
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Zie Wikipedia voor meer informatie.