• wij·ze
enkelvoud meervoud
naamwoord wijze wijzen
verkleinwoord

de wijzev / m

  1. manier
    • Het behalen van de landstitel werd op een grootse wijze gevierd. 
enkelvoud meervoud
naamwoord wijze wijzen
verkleinwoord

de wijzem

  1. wijs persoon
    • De Lockheed-affaire werd door een commissie van wijzen onderzocht. 
  • De steen der wijzen zoeken
een oplossing zoeken voor iets wat bijna niet op te lossen is
  • Eén gek kan meer vragen/vragen stellen dan tien wijzen kunnen beantwoorden
er zijn altijd wel vragen waar niemand het antwoord op weet

wijze

  1. verbogen vorm van de stellende trap van wijs
     Het waren mooie, wijze woorden, maar ik vroeg me af hoe je dit advies goed in praktijk kon brengen.[2]
     Ze wekte de indruk van een soort kuise elegantie, of ze die tactiek nu zelf had gekozen of dat ze wijze raad van haar verdediger had gekregen.[3]
vervoeging van
wijzen

wijze

  1. aanvoegende wijs van wijzen
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. wijze op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be