[1.1] Een gewone eekhoorn (Sciurus vulgaris).
[2] De nachtvlinder Stauropus Stauropus fagi wordt ook eekhoorn genoemd.
  • eek·hoorn
  • erfwoord: volksetymologisch vervormd uit Middelnederlands eencoren / ecorn, dat teruggaat op Oergermaans *aikwernan-, aanpassing aan oudere nom. *aikwur, gen. *īkuraz, wijzend op een geredupliceerde Indo-Europese wortel (nom.) *h₂éi-h₂ur, (gen.) *h₂i-h₂urós, in de betekenis van ‘knaagdier’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2][3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord eekhoorn eekhoorns
verkleinwoord eekhoorntje eekhoorntjes

de eekhoornm

  1. (knaagdieren) benaming voor knaagdieren uit de familie Sciuridae  
    • Voordat mijn vrouw kan genieten van de noten van onze notenboom, heeft de eekhoorn ze al gestolen. 
     Ik hoopte stiekem een beer te kunnen zien baden in de rivier, maar was ook wel tevreden met alle herten, eekhoorns, marmotten, vogels en de Amerikaanse adelaar.[5]
    1. (Nederland), België) roodbruin knaagdier met lange pluimige staart dat vooral in bomen leeft Sciurus vulgaris  
      • De eekhoorn is van veel kinderen het lievelingsdier. 
  2. (vlinders) soort nachtvlinder Stauropus (Stauropus)  
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]