• kon·go·eek·hoorn
enkelvoud meervoud
naamwoord kongo-eekhoorn kongo-eekhoorns
verkleinwoord kongo-eekhoorntje kongo-eekhoorntjes

de kongo-eekhoornm

  1. (knaagdieren) Funisciurus congicus   knaagdier uit de familie van de eekhoorns (Sciuridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Kuhl in 1820