• dil·le
  • In de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1225 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dille -
verkleinwoord

de dillev / m

  1. (plantkunde) een plant Anethum graveolens   uit de schermbloemenfamilie (Apiaceae  )
    (wikidata: dille  )
  2. (kruid) de bladeren van Anethum graveolens  , vers en gedroogd, die gebruikt worden als kruid
    (wikidata: dille  )


dillezaad

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]


  • dil·le
  • Werkwoord: Afkomstig uit het Noors dialect, verwant met dalle
  • Zelfstandig naamwoord: Verkorting van het Noorse zelfstandige naamwoord delirium.
Naar frequentie > 50000
vervoeging
onbepaalde wijs dille
tegenwoordige tijd diller
verleden tijd dillet
dilla
voltooid
deelwoord
dillet
dilla
onvoltooid
deelwoord
dillende
lijdende vorm dilles
gebiedende wijs dill
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

dille

  1. overgankelijk onzin verkondigen
  2. overgankelijk gek doen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dille     m: dillen
v: dilla  
  diller     dillene  
genitief   dilles     m: dillens
v: dillas  
  dillers     dillenes  

dille m / v

  1. (afkorting), (verkorting), (medisch) ijlkoorts
  2. ijver, manie, rage


  • dil·le
  • Werkwoord: Verwant met dalle
  • Zelfstandig naamwoord: Verkorting van het Nynorske zelfstandige naamwoord delirium.
vervoeging
onbepaalde wijs dille
dilla
tegenwoordige tijd dillar
verleden tijd dilla
voltooid
deelwoord
dilla
onvoltooid
deelwoord
dillande
lijdende vorm dillast
gebiedende wijs dill
dilla
dille
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

dille

  1. overgankelijk sukkelen
  2. overgankelijk beven, trillen
  3. overgankelijk zich langzaam verplaatsen
  4. overgankelijk onzin verkondigen
  5. overgankelijk gek doen

dille

  1. gebiedende wijs van dilla

dille

  1. gebiedende wijs van dille
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   dille     dilla     diller     dillene  

dille v

  1. (afkorting), (verkorting), (medisch) ijlkoorts
  2. ijver, manie, rage