dalle
- dal·le
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dalle | dalles |
verkleinwoord | - | - |
de dalle v
- (bouwkunde) plat, rechthoekig stuk beton, gebruikt als plaveisel
- ▸ Dan hebben we het nog niet gehad over het boren van gaten in de vloer: iemand al eens geprobeerd om een gat van diameter >200mm te boren in een dalle bestaand uit 16 cm Echo welfsels met daarop een dubbel gewapende druklaag van 7 cm?[1]
- Dit is Belgisch-Nederlands, maar ook in België geen standaardtaal. [2]
- Het woord 'dalle' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [2]
- 1
- frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [2]
- 1
- ↑ Weblink bron Rooverreactie #59 (26 januari 2009), bouwinfo.be in:oekene2009Wie heeft spijt bij zijn hout- of metaalskeletbouw? (25 januari 2009)
- ↑ 2,0 2,1 2,2 Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, dalle
dalle v
- verhard wegdek, plaveisel
- (spreektaal) noppes, niks
- «Que dalle!»
- Niks en niemendal! [1]
- «Que dalle!»
- (spreektaal) trek, honger
- «Là-bas dansent des chacals, poussés par la dalle.»
- Daar dansen de jakhalzen, gedreven door de honger.
- «J'ai la dalle.»
- Ik verrek van de trek, ik rammel van de honger. [1]
- «Là-bas dansent des chacals, poussés par la dalle.»
- (spreektaal) strot, keel [1]
vervoeging van |
---|
dallar |
dalle