noppes
- nop·pes
- via Bargoens mogelijk ontleend aan Oudhoogduits neowihts "niets", in de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ aangetroffen vanaf 1844 [1] [2] [3]
noppes
- (informeel) niets of nul
- Drie uur zwoegen, en wat leverde het op? Niets, noppes, nada, niente.
1. (informeel) niets of nul
- Het woord noppes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "noppes" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ noppes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "noppes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be