honger
- hon·ger
- erfwoord via Middelnederlands hunger van Oudnederlands honger, in de betekenis van ‘eetlust’ aangetroffen vanaf 901 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | honger | |
verkleinwoord | hongertje | hongertjes |
de honger m
- behoefte aan voedsel
- Hij had honger gekregen van al dat sneeuwruimen.
- ▸ Eigenlijk had ik totaal geen honger, maar het was noodzakelijk zo veel mogelijk calorieën binnen te krijgen.[4]
- levensbedreigend tekort aan voedsel
- De honger die volgde op de misoogst was verschrikkelijk.
- [1] honger is de beste sausals je grote honger hebt, smaakt alles veel lekkerder
|
1. behoefte aan voedsel
vervoeging van |
---|
hongeren |
honger
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hongeren
- Ik honger.
- gebiedende wijs van hongeren
- Honger!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hongeren
- Honger je?
- Het woord honger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "honger" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ honger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "honger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be