• lees·hon·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord leeshonger
verkleinwoord

de leeshongerm

  1. een grote drang om (nog meer) te lezen; grote behoefte aan leesvoer
    • Blij word ik ervan, blij dat er een woord voor bestaat, voor die menselijke neiging tot het aanleggen van proviand voor die onstilbare leeshonger. Een tic die blijkbaar niet alleen de mijne is, want anders zou er geen woord voor bestaan. Echt, tsundoku is zo’n woord waarvan je pas weet dat je het altijd gemist hebt als iemand het voor je neus komt leggen. [3] 
    • Natuurlijk, de laatste Dan Brown zal er weer in grote stapels op een tafel liggen. Maar als ik, aangestoken door Game of Thrones op televisie, in de schappen op zoek ga naar deel 4 van Het Lied van IJs en Vuur van George R.R. Martin, vang ik bot. Deel 1 staat er. In de nieuwe tv-uitgave. Allebei de boeken van deel 3 ook. Maar de rest moet worden besteld. En dat duurt enkele dagen. Dat heb ik dus die avond op de computer gedaan. Voor elf uur. Dus de volgende morgen al thuis. Samen met de laatste twee boeken van deel 6. Leeshonger moet zo snel mogelijk gestild worden. Anders gaat de buik pijn doen. [4] 
    • En mocht uw leeshonger na al deze verhalen nog niet zijn gestild, zoekt u in het schap dan ook eens naar het nieuwe royaltyblad PRIVÉ-ROYAL dat we samen met onze energieke uitgever ROBERT VAN GINHOVEN ontwikkelden en dat zo veel enthousiaste reacties van de lezers oplevert! [5] 
88 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[6]