• hon·ger·klop
enkelvoud meervoud
naamwoord hongerklop hongerkloppen
hongerklops
verkleinwoord hongerklopje hongerklopjes

de hongerklopm

  1. sterk gevoel van honger
    • Het station als foodhal valt Van Dijl alleszins mee. Maar als hij de hongerklop krijgt, gaat hij om de hoek eten, bij A Proposito. [2]
    • Dat is de wereld die wij kennen, — jij en ik
      dat is het donker slop van onze grauwe dagen
      dat is de hongerklop aan onze leege magen
       [3]
  2. (sport) zwakte die bij een voortdurende inspanning opeens kan ontstaan door gebrek aan koolhydraten
    • Uitgerekend in Corvara, waar Erik Breukink in 1989 een vrijwel gewonnen Giro door hongerklop verspeelde, nam Kruijswijk zaterdag een voorschot op de eerste Nederlandse Girozege ooit. [4]