geeuwhonger
- Geluid: geeuwhonger (hulp, bestand)
- geeuw·hon·ger
- In de betekenis van ‘plotselinge honger’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
- samenstelling van geeuw en honger [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geeuwhonger | |
verkleinwoord |
- plotselinge erge honger als gevolg van heftige inspanning zonder eten vaak samengaand met een neiging tot flauwvallen en zweten
- De voorstelling waarin ik momenteel speel (Augustus, Oklahoma) begint al om zeven uur. Dat betekent dat er vanaf half zes wordt geschminkt en - dus - om klokslag 5 uur wordt gegeten. Niemand heeft dan nog erg veel trek, iedereen zit lusteloos wat in zijn salade te prikken of met de pasta te spelen. Rampzalig gevolg: tijdens de tweede pauze, als we nog een heel bedrijf te gaan hebben, worden we allemaal bevangen door de gillende geeuwhonger.[4]
- Geeuwhonger is de titel van een zeer kort verhaaltje van de Poolse Parijzenaar Topor. Het gaat als volgt: 'Hij had zo'n honger dat toen hij hurkte aan de kant van de weg om te kakken zijn reet ervan gebruik maakte om het gras te verslinden.' [5]
1. plotselinge erge honger als gevolg van heftige inspanning zonder eten vaak samengaand met een neiging tot flauwvallen en zweten
- Het woord geeuwhonger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "geeuwhonger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geeuwhonger op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Roos Ouwehand 18 mei 2011
- ↑ Volkskrant Remco Campert 13 juni 2015