klop
- klop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klop | kloppen |
verkleinwoord | klopje | klopjes |
vervoeging van |
---|
kloppen |
klop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kloppen
- Ik klop.
- gebiedende wijs van kloppen
- Klop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kloppen
- Klop je?
klop
- het geluid dat ontstaat door met een vingergewricht tegen een hard oppervlak te tikken
- Het woord klop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klop" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
klop |
geklop |
volledig |
klop
- kloppen
- «Ek het geklop aan 'n deur in 'n donker straat agter die teater.»
- Ik klopte op een deur in een donkele straat achter het theater.
- «Ek het geklop aan 'n deur in 'n donker straat agter die teater.»