klopper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klop·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van kloppen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klopper | kloppers |
verkleinwoord | kloppertje | kloppertjes |
Zelfstandig naamwoord
de klopper m
- (gereedschap) (huishouden) voorwerp om mee te kloppen
- deurklopper
- (in mindere mate) iemand die klopt
Verwante begrippen
Hyponiemen
- deurklopper, dienstklopper, mattenklopper, melkklopper, robbenklopper, rondklopper, roomklopper, zeepklopper, zonneklopper
Vertalingen
1. voorwerp om mee te kloppen
Gangbaarheid
- Het woord klopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klopper" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be