Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·klop·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dienstklopper dienstkloppers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dienstklopperm

  1. (pejoratief) beambte die te stipt zijn verplichtingen nakomt, overijverige ambtenaar
    • De zwartrijder met wie we eerst nog heimelijk sympathiseerden verloor als eerste het geduld en gebruikte het woord ‘dienstklopper’ waarmee hij zijn lot bezegelde.[3] 
    • In het Nederlands Politiemuseum is te zien hoe de politie al sinds Napoleon worstelt met haar imago tussen vriendelijke veldwacht en barse dienstklopper. Het museum, niet meer dan een opslagloods in Apeldoorn, is bij gebrek aan expositieruimte gesloten voor het publiek.[4]  
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. dienstklopper op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Marcel van Roosmalen 18 juni 2015
  4. NRC Maarten Huygen 26 juli 2012
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be