garde
![]() |
- gar·de
- (huishouden) keukengerei bestaande uit een stel gebogen draden waarmee geklopt en geklutst kan worden
- Met een garde slagroom kloppen vereist enig geduld en doorzettingsvermogen.
- een lijfwacht
- een roede
- (Limburg) een horde, keurbende
- de jonge garde: de jongeren
- ▸ Op de trail had ik eindelijk het gevoel een hippie te zijn omdat ik in een gemeenschap leefde van vrije geesten, kleurrijk en stoffig. Niemand scheerde zijn kin of oksels, bh’s bleken niet te werken onder zware rugzakken en er was een gezonde hoeveelheid vrije liefde onder de jonge garde.[2]
- de oude garde: mensen met ideeën en tradities van vroeger
- Het woord garde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "garde" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "garde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /gardɛ/
- gar·de
- Leenwoord uit het Frans
garde v
- (spreektaal) chaperonne; een vrouwelijke begleidster van een jonge vrouw in een gemeenschappelijke setting
- Zie Wikipedia voor meer informatie.