• gar·des

de gardesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord garde


vervoeging van
garder

gardes

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van garder
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van garder