dager
- da·ger
- Naamwoord van handeling van dagen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dager | dagers |
verkleinwoord | - | - |
de dager m
- (juridisch) iemand die daagt (eiser in een proces)
- Het woord dager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dager" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- da·ger
Naar frequentie | 316 |
---|
dager
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dage
dager
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van dag
- «En 19 år gammel jente er i Stavanger tingrett dømt til betinget fengsel i 24 dager for å ha kjørt med 1,28 i promille.»[1]Een 19-jarig meisje is veroordeeld in het kantongerecht van Stavanger tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 dagen voor het rijden met 1,28 promille.
- «En 19 år gammel jente er i Stavanger tingrett dømt til betinget fengsel i 24 dager for å ha kjørt med 1,28 i promille.»[1]
- ↑ Weblink bron “ (2010), Rogalands Avis