dage
- da·ge
dage
- datief mannelijk van dag, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
vervoeging van |
---|
dagen |
dage
- aanvoegende wijs van dagen
- Het woord dage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- da·ge
Naar frequentie | 307 |
---|
dage
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van dag
dage
dage
- datief enkelvoud van dach
- nominatief meervoud van dach
- genitief meervoud van dach
- accusatief meervoud van dach
dage
- datief enkelvoud van dach
- nominatief meervoud van dach
- genitief meervoud van dach
- accusatief meervoud van dach
- da·ge
dage