• har·ten·klop
enkelvoud meervoud
naamwoord hartenklop hartenkloppen
verkleinwoord

de hartenklopm

  1. (figuurlijk) een zaak waar het hart naar uitgaat
     Als ik de motie lees, dan zie ik daar de hartenklop van onze partij. Het is ook de hartenklop van onze fractie.[1]
     We lieten ons opslokken door de 24 uurs­economie. Door de mythe dat we steeds meer moeten produceren en consumeren om gelukkig te zijn. We verloren het leven op het ritme van de schepping. Dat breekt ons op. Dom je hartenklop steeds te laten opjagen.[2]
     Pulse (2010) (Polsslag, 2011): zeer uiteenlopende verhalen waarin de personages worden voortgestuwd door de hartenklop van het leven[3]
  2. (medisch) de keer dat het hart slaat


  1.   Weblink bron
    Hanneke Keultjes
    “CU-leider Segers: Het kinderpardon dat wij willen is niet binnen handbereik” (24-11-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron
    ds. J. Belder
    “Avondklok” (15 februari 2021), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Julian Barnes” (geraadpleegd 22 april 2021), Wikipedia