• eer·ste
  1. (wiskunde) nummer één in een rij, reeks e.d.
    • De winnaar kwam als eerste over de finish. 
     Mijn zintuigen stonden helemaal op scherp tijdens die eerste kilometers.[2]
  2. (figuurlijk) beste
    • Ik wil alleen maar eerste keus vlees hebben. 
enkelvoud meervoud
naamwoord eerste eersten
verkleinwoord

deeerstem

  1. (wiskunde) nummer één in een volgorde
     De deugden en eigenschappen van deze tweede Nicolaas heeft men echter overgedragen op de eerste en die werd toen de heilige Nicolaas.[3]
  • Niet de eerste de beste zijn
Niet zomaar iemand zijn, iemand met aanzien zijn
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]
  1. eerste op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be