drieënzestigste
- drie·en·zes·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord drieënzestig met het achtervoegsel -ste
drieënzestigste
- nummer drieënzestig in een rij.
- Hij viert morgen zijn drieënzestigste verjaardag.
- gedeeld door drieënzestig.
- Het woord drieënzestigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.