vierentwintigste
- vier·en·twin·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord vierentwintig met het achtervoegsel -ste
vierentwintigste
- nummer vierentwintig in een rij.
- Hij viert morgen zijn vierentwintigste verjaardag.
- gedeeld door vierentwintig.
- Het woord vierentwintigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.