drieënzeventigste
- drie·en·ze·ven·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord drieënzeventig met het achtervoegsel -ste
drieënzeventigste
- nummer drieënzeventig in een rij.
- Hij viert morgen zijn drieënzeventigste verjaardag.
- gedeeld door drieënzeventig.
- Het woord drieënzeventigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.