• vier·de

vierde

  1. nummer vier in een rij
    • Op de vierde verdieping. 
     Zo was de eenvoudige monnik uit Myra, die in de vierde eeuw plotseling in de geschiedenis kwam als de weldoener van alle mensen - en er korte tijd later weer uit verdween - nu in oost en west bekend.[1]
  2. gedeeld door vier
    • Een vierde wordt ook wel een kwart genoemd. 
vervoeging van
vieren

vierde

  1. enkelvoud verleden tijd van vieren
    • Ik vierde. 
    • Jij vierde. 
    • Hij, zij, het vierde. 
     Iedereen vierde het feit dat de woestijn eindelijk achter de rug was door dagenlang bij te kletsen en te drinken.[2]
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be