drieëntwintigste
- drie·en·twin·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord drieëntwintig met het achtervoegsel -ste
drieëntwintigste
- nummer drieëntwintig in een rij.
- Hij viert morgen zijn drieëntwintigste verjaardag.
- gedeeld door drieëntwintig.
- Het woord drieëntwintigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.