• der·de
1. enkelvoud meervoud
naamwoord derde derdes
derden
verkleinwoord - -

hetderdeo

  1. door drie gedeeld iets
    • Een derde van de stedelijke wereldbevolking woont in sloppenwijken. 

dederdem

  1. nummer drie in een rij
    • De derde die belt maakt kans op 200 euro, waag je kans! 
    • Als je op de derde plaats komt in een wedstrijd krijg je een bronzen medaille. 
     Lot gaat nu opeens ook in de derde persoon over zichzelf praten en daar moet Lot heel snel mee ophouden, want dat is natuurlijk pas echt een teken van gekte.[2]
     In 2004 ontving De Librije de derde Michelinster[3]
  2. (veelal meervoud) onbetrokken partij
    • De mening van derden moet worden ingeroepen om volledig objectief te zijn. 
     De schade en het verdriet die ze daarmee aan derden bezorgde waren compleet ondergeschikt.[4]

derde

  1. betrekking hebbend op nummer drie in een rij
    • De derde wereldoorlog bleef gelukkig uit. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]
  1. derde op website: Etymologiebank.nl
  2. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron “Topchefs geschokt door dood Jonnie Boer: 'Hij leerde mij alles'” (23 april 2025), NOS
  4. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be