tweeënzestigste
- twee·en·zes·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord tweeënzestig met het achtervoegsel -ste
tweeënzestigste
- nummer tweeënzestig in een rij.
- Hij viert morgen zijn tweeënzestigste verjaardag.
- gedeeld door tweeënzestig.
- Het woord tweeënzestigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.