• der·de naam·val
  • verbinding van  derde  en naamval, die verwijst naar de plaats van deze naamval op de derde rij in het tabelletje dat traditioneel gebruikt wordt voor de weergave van het buigingsparadigma
enkelvoud meervoud
naamwoord derde naamval derde naamvallen
verkleinwoord - -

de derde naamvalm

  1. (grammatica) vorm van een naamwoord als dat in de zin meewerkend voorwerp is
     Alle schepen die langs het dorpje Rotta varen moeten „tolne bitalon themo gravin Thiederike”: tol betalen aan graaf Diederik. De -in in gravin en de -e in Thiederik zijn uitgangen van de derde naamval, ze geven aan dat het om een meewerkend voorwerp gaat: aan…[1]
  • Dit is een van de acht naamvallen van de Indo-Europese talen die daarin meestal de functie van meewerkend voorwerp weergeeft.
  1.   Weblink bron
    Berthold van Maris
    “Zo klonk het Oudnederlands van 1.000 jaar geleden” (26 mei 2020) op nrc.nl