• di·tran·si·tief
stellend
onverbogen ditransitief
verbogen ditransitieve

ditransitief

  1. (grammatica) twee voorwerpen dragend die beide in een passieve constructie in een onderwerp omgezet kunnen worden
    • Nederlandse ditransitieve werkwoorden gebruiken 'worden' als het lijdend voorwerp overgaat in een onderwerp en 'krijgen' als het meewerkend voorwerp daarin omgezet wordt.