• eer·ste·jaars
stellend
onverbogen eerstejaars
verbogen *

eerstejaars

  1. het eerste jaar betreffend
  2. in het eerste van een reeks jaren verkerend
  • Samenstellende afleidingen beginnend met een rangtelwoord en gevormd met het achtervoegsel '-s' kennen in de regel geen verbogen vorm. [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord eerstejaars eerstejaars
verkleinwoord

de eerstejaarsmv

  1. (onderwijs) studenten die dat leerjaar met de studie begonnen zijn
  2. studenten die dat leerjaar lid zijn geworden van de studentenvereniging
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]