want


- want
want
- v/m: (kleding) handschoen waarbij alle vingers, behalve de duim in één ruimte zitten
- o: (scheepvaart) de lijnen of staalkabels aan stuur- en bakboord, die een mast overeind houden (staand want), en het touwwerk om de zeilen te zetten (lopend want)
- De voor- en achterstag rekent men gewoonlijk niet tot het want.
- [2] tuigage
- [1] handschoen
- [2] achterstag, bras, schoot, putting, spanner, stag, val, verstaging, voorstag, zaling
1. handschoen
want
- geeft nevenschikkend een reden aan.
- Opm.: ‘want’ kan niet aan het begin van de zin geplaatst worden.
- Ik wil een biertje, want ik heb dorst.
- ▸ Helaas was er geen tijd om te genieten van het prachtige uitzicht want we moesten zo snel mogelijk de berg af zien te komen: het weer zou zo weer kunnen omslaan.[2]
- Het woord want staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "want" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "want" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afkomstig van het Middelengelse wanten.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to want |
he/she/it | wants |
verleden tijd | wanted |
voltooid deelwoord |
wanted |
onvoltooid deelwoord |
wanting |
gebiedende wijs | want |