enkelvoud meervoud
1 ganin ganimp
2 ganit ganeoc'h
3 m gantañ ganto
3 v ganti
onp. ganeor

gant

  1. met
    «Gant karantez.»
    Met liefde.



  • gant
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  gant     le gant     gants     les gants  

gant m

  1. (kleding) handschoen, want
    «Mettre ses gants
    Zijn/Haar handschoenen aandoen.