wannen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·nen
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands; op te vatten als afgeleid van wan zn met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wannen |
wande |
gewand |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
wannen
- overgankelijk graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen
- Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen
Zelfstandig naamwoord
de wannen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord wan
Gangbaarheid
- Het woord wannen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wannen" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
23 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be